Vragen en antwoorden. Thema: CVA.

1. Cerebrovasculaire attaques, CVA’s (ook wel: beroertes), worden ingedeeld in bloedig dan wel ischemisch (zuurstoftekort). Welke vorm komt het vaakst voor?
A. Bloedig
B. Ischemisch

De meeste CVA’s (ca. 80%) zijn ischemisch.

2. Een blanco CT-scan van het brein is een cruciaal diagnosticum bij patiënten met een CVA. Wat is het primaire doel van de CT-scan?
A. Bloeding uitsluiten
B. Ischemie uitsluiten

Het primaire doel van de CT-scan is om een bloeding uit te sluiten. Is er namelijk een bloeding, dan weet je in elk geval dat je de patiënt niet met bloedverdunners of zelfs trombolyse moet behandelen – dit zou levensgevaarlijk zijn. Het uitsluiten van ischemie is secundair. Immers, tekenen van een ischemisch CVA zie je typisch pas na uren tot een dag op een CT (i.a.w. CT is weinig beperkt voor ischemie). Is er geen bloeding en heeft de patiënt evidente neurologische uitval, dan concludeer je – al dan niet na vervolgonderzoek (zie vraag 3) dat dit een ischemisch CVA zal zijn. 

3. Vaak wordt er, na de blanco CT-scan, een CT-scan van het brein en de halsvaten mét contrast vervaardigd. In welke fase wordt die scan gemaakt?
A. Arteriële fase
B. Excretiefase
C. Veneuze fase

Dit wordt gedaan in de arteriële fase. Zo kun je mooi de halsvaten beoordelen op eventuele stenoses en kun je de intracerebrale vaten beoordelen op stops. Verder kun je met CT-scans bekijken welk deel van het hersenweefsel reeds is afgestorven (infarctkern, core) en welk deel ischemisch, doch nog viabel (levensvatbaar) is (penumbra). Die verhouding tussen infarctkern en penumbra helpt in sommige gevallen bij het besluit al dan niet te trombolyseren.

4. In het stroomgebied van welk bloedvat wordt het vaakst een ischemisch CVA gezien?
A. Arteria cerebri anterior
B. Arteria cerebri media
C. Arteria cerebri posterior

Het mediastroomgebied is het vaakst getroffen

5. Een ischemisch CVA wordt, mits het niet te lang bestaat, behandeld met een trombolyticum. Afhankelijk van de patiëntkenmerken en radiologische kenmerken gebeurt dit binnen een venster van uiterlijk 4,5-12 uur na het verschijnen van de klachten. Welk van de onderstaande medicijnen is een voorbeeld van een trombolyticum?
A. Acenocoumarol
B. Acetylsalicylzuur
C. Alteplase

Acenocoumarol is een anticoagulans (remt de stolling). Acetylsalicylzuur is een plaatjesremmer. Alteplase is een medicijn dat de afbraak van stolsels bevordert. Alteplase zorgt voor de omzetting van plasminogeen in het eiwit-afbrekende enzym plasmine. Plasmine breekt vervolgens de fibrinedraden in stolsels af. 

0
Je winkelmandje
  • Winkelmandje is leeg.