RAAS en ACE-remmers
Vragen en uitleg over remmers van het angiotensine-converterend enzym (ACE) en medicijnen die op RAAS (renine-angiotensine-aldosteron-systeem) inwerken.
1. RAAS is een systeem dat ervoor dient om de bloeddruk op peil te houden en de glomerulair capillaire filtratiedruk (lees: de nierfunctie) te behouden. Bij hypotensie treedt RAAS in werking. De glomeruli detecteren namelijk een lage bloeddruk en gaan hierop een bepaald molecuul uitscheiden. Welk molecuul is dat?
A. Angiotensinogeen
B. Aldosteron
C. Renine
De nieren (granulaire cellen rond afferente arteriool) geven in reactie op hypotensie het stofje renine af. Renine is een enzym dat in het bloed circulerend angiotensinogeen omzet in angiotensine-I. Angiotensine-I wordt vervolgens door het enzym ACE (vooral in de longen) omgezet naar angiotensine-II. Angiotensine-II heeft twee belangrijke functies: (1) het verhoogt centraal de bloeddruk, daar het een perifere vasoconstrictor is; (2) het stimuleert de afgifte van aldosteron uit de bijnier. Aldosteron zorgt op zijn beurt voor meer retentie van natrium (en dus water) door de nieren.
2. Welke van de onderstaande medicijnen betreft een ACE-remmer?
A. Dabigatran
B. Losartan
C. Perindopril
D. Spironolacton
ACE-remmers herken je aan het suffix ‘-pril’, zoals bij captopril, enelapril en perindopril.
3. Welke van de onderstaande medicijnen grijpt niet aan op RAAS?
A. Dabigatran
B. Losartan
C. Perindopril
D. Spironolacton
Dabigatran is een direct werkend oraal anticoagulans (DOAC) dat werkt door stollingsfactoren II (trombine) en X te remmen. De overige drie antwoordopties werken in op RAAS: losartan is een angiotensine-II-receptorantagonist. Perindopril is (zie vraag 2) een remmer van ACE; het enzym dat angiotensine-II vormt. Spironolacton is een aldosteronreceptorantagonist.
4. Na een acuut coronair syndroom wordt meestal een vijftal medicijnen voorgeschreven (gouden vijf), waaronder twee plaatjesremmers, een bètablokker, een statine en een ACE-remmer. Wat is de functie van de ACE-remmer?
A. Heeft een gunstig effect op de remodellering van het myocard na een infarct
B. Verlaagt de bloeddruk
C. A + B
Beide genoemde effecten van ACE-remmers zijn in principe voordelig bij patiënten die een hartinfarct hebben doorgemaakt.
5. Bij welk van de onderstaande medicijnen treedt typisch de bijwerking (kriebel)hoest op?
A. Angiotensine-II-receptorantagonisten, zoals losartan
B. ACE-remmers, zoals perindopril
C. Aldosteronreceptorantagonisten, zoals spironolacton
Het enzym ACE is in relatief grote hoeveelheid in de longen aanwezig. Daar dient het meerdere rollen, dus niet alleen het omzetten van angiotensine-I naar angiotensine-II. Bijvoorbeeld breekt ACE ook het prikkelende stofje bradykinine af. Geef je een ACE-remmer, dan kan dit leiden tot een prikkelhoest.